met pannen zitten
verstoord starend
naar geestgronden
knarstandend schelpenpad
knaagt aan de randen van
het lieve leven dat bedreven
het omvangrijk waarover
zoveel leed in windveren
beschreven schraal bestaan
verstaan in kierewiet en zacht
gesnater van de dichter
uit de pennenstreek
druipt het natuurtalent
vers maar onbedreven
door zichzelf uitgeschreven