Ruig maar kalm
glad gestreken
dwaalleer in basalt
nijpend dicht
verwonder licht
een springlading
verricht gestaafd
het heidens werk
zo onontkoombaar
blijk van verre weg
naderbij noch naderhand
noch elders aan overzijden
af te stevenen of verstreken
donderdag 14 maart 2013
Sterrenpracht
Ik liep diep onder de indruk vannacht
onder een indrukwekkende sterrenpracht
er kromp iets in mij zover ik het overzag
hoe nietig toch daar in't geniep toch lag
voor de lol daar doodgetrapt die muis
pal voor z'n hol net niet of juist per abuis
niet ontsnapt aan dit vorstelijk berijpt
afgrijselijk schoon hij open reet begrijpt
dat de natuur nergens meer voor staat
dan wat achterwege ons weer verlaat.
onder een indrukwekkende sterrenpracht
er kromp iets in mij zover ik het overzag
hoe nietig toch daar in't geniep toch lag
voor de lol daar doodgetrapt die muis
pal voor z'n hol net niet of juist per abuis
niet ontsnapt aan dit vorstelijk berijpt
afgrijselijk schoon hij open reet begrijpt
dat de natuur nergens meer voor staat
dan wat achterwege ons weer verlaat.
tot huid en haar verslonden zijn
Steeds dunner waar de botten doorbreken
schuwt en schuilt tegen fel licht heelt maar
veelt geen koude in uitgedroogd bestaansrecht
tintelt fris van kilte in de mist waar verbleekt
het faal te leven kleurt in eerste aanleg
bij't lengen van de dag zo melkwit vermag
een vage schaduw van zichzelf daar in
nog overleven mag op de contouren
van steeds grijzer velourse vergezicht
van pool tot antipool voorzien het weefsel
oppervlakkig toch doorleeft van spataderen
in dit zicht zo blauw doorbloedt
zelden warme gloed
schrikt en schikt zich in het rankend lot
uitbottend rood tot een lommervol geblader
door dichter verweven kroon getuige dit
opvliegend karakter op de wiek geschoten
ooit ontsnapt in fel verwoordend pek
dat uit de vlerken smelt bij't vervliegen.
schuwt en schuilt tegen fel licht heelt maar
veelt geen koude in uitgedroogd bestaansrecht
tintelt fris van kilte in de mist waar verbleekt
het faal te leven kleurt in eerste aanleg
bij't lengen van de dag zo melkwit vermag
een vage schaduw van zichzelf daar in
nog overleven mag op de contouren
van steeds grijzer velourse vergezicht
van pool tot antipool voorzien het weefsel
oppervlakkig toch doorleeft van spataderen
in dit zicht zo blauw doorbloedt
zelden warme gloed
schrikt en schikt zich in het rankend lot
uitbottend rood tot een lommervol geblader
door dichter verweven kroon getuige dit
opvliegend karakter op de wiek geschoten
ooit ontsnapt in fel verwoordend pek
dat uit de vlerken smelt bij't vervliegen.
Abonneren op:
Posts (Atom)