zondag 14 juli 2013

De ochtenden

Hier hangt het tere weefsel
aan flarden gescheurde nevel uit
te regenen over het korenbloemenveld
de schemergele lichte schermen pastinaak
buigen bedachtzaam maar gebroken in de wind
ergens huilt een kind de dag wakker
staan de kauwen op de dakkapel te prevelen over de steenvruchten beneden hen
dauwberijpt versla ik zilverschoon de vrouwenmantel naast ogentroost
de eenparige beweging van de zon
lost alles op tot aanloop
van een hete dag
het vermag de wreedheid van water
te zijn wie dadelijk dorst te spreken

Groene wegen

Zijn dagen zijn uitgeteld
op een toonbank met draden
omgeven
zo nu en dan lichtgevend
bloeien in de regel stiltes
bevangen eerzaam maar eenzaam
speelt het zilte van de zee
een rol van golven in het zand
zie jonge duinen daarin
onbevangen alleen weer
gevangen vast in gras
hoog genaakbaar ontstaan

waar iedere kruin verstuift
tot weerloos voorgeschreven
in het water eroderend geheeld
door de tong ontleed gehemelte
waar smaakvol alles weer verweekt
tot vergeten is
het enig resterend levensteken