Er hoort vooral een raam bij
het kozijn en ik wij daarin zijn
samen buiten aan het spelen
met licht
ik kwam in de nasleep vol
verkleefde aarde aanzetten
onverdiende sporen die weer
gewist
kleefkruid zeurde ook nog even
heb het daar gelaten waar't kiemt
de gedachtegang overwoekerend
verweten
toch verdorde ook dit ogenblik
tot prachtig stilleven in 't najaar
van de zomer waarin ik bloeide
ooit
tevoren, er was geen bestandsgrond,
bouwde ik een tot hoop van los zand
gesmeed gebergte vol ravijnen
vreemd
gegaan tot na de wind en regen
vervlakt nieuw leven daarop ontstond
wijdst gebaren waar of de horizon nu toch
vol
behagen van beukenbladeren
bruin aan jonger twijg maakte de winter
ondoorzichtig voor een jaargetijde
zat
daar een herinnering te flierefluiten
op een lijsterbes gelijkende pracht
de verrekijker loochenstrafde het af
stilte
brak door het oog van de storm
vreemd genoeg een zeer zware tak
beschadigd maar voldaan was ik
opgelucht
gaan ademhalen in de pauze
van mijn bestaan naar een notenboom
waar ik ook veel kon ledigen van wat ik vond
uiteindelijk
was het kunststof glazen huis
dat ongezien zoveel uitzicht bood op teelgewas
zoals je de toekomst ook ziet groeien
wanneer
je er op wacht je wacht erop
met water geven onverwacht toch vruchten
oogsten veel zoeter dan verwacht
mocht worden
ruiten bieden beschutting bij't naar buiten kijken
weersinvloeden voelen zo altijd behaaglijk maar
ook ontstaat gemis aan strelen van stralen