De enige hoop van conserveren
tegen rot en de vergetelheid
rusten wrakken in de aarde
moedeloos van eerder strijd
verloren in een storm van tijd
waar moederziel
de schipper alleen
een zeemansgraf opeist
verrijst een vaantje rood
een sprankje hoop
als totempaal geslagen
om de lading te dekken
van de kotter en de jol
de kempenaar of botter
varen zij in lichte zavel
ofwel karveel te schouwen
daar wel bij geborgenheid
ingeruild verlangen
van het ruisen van het water
zilt verzoet in korenvelden
hoort nu de halmen zingen
ontluistert hout van paalworm
verstoken het leven tentoon
gesteld dat leed geleden
strijd gestreden vergane glorie
waar de haven is verzand
in de ironie van het zoete water
zwijgen de koopvaarders
het breeuwsel uit de naden
verloochen de inhouten
van het geraamte het zaathout
zwaar te moede in zand gebed
de dichte wegering geheel ontbloot
de uitvaart ingelegd ten dode
opgeschreven en gelogenstraft
voor eeuwig in het logboek
waaruit later wordt teruggelezen