maandag 17 mei 2010

Negerin

Waarin verlangen in haar gang
overtroffen treffend haar tred
verraad hoe duister schoonheid oogt
dat sluiks haar huid met steelse blikken
nagejaagd van oogwit uittredende pupil
met de wil van de begeerte zij uit liefde
voor het zijn zo vol
van lichaam overgoten taal
zo dansend laat verstaan
dat ongenaakbaar teer weefsel
aan haar kleeft van een zinnebeeld
voor haar schaduw uit niets schuwt
dat in de zon verscholen gaat

--

Als ik het steunen hoor

Van blauwe winde omgeven zij
in de armen om mij heen besef ik
temeer hoe schonertroost
de schijn van het verstikken kan zijn
op geklommen tot het hoger ranken
naar het eeuwig samenzijn in de hang
naar zon onderwijl de nachtvorst vrezend

--

Glansrol weggelegd

Van opzij al 12 jaar voor mij stond hij
een blik vanwaaruit niets sprak
met handen verwikkeld in een poetslap
wat op stapelgezet voetstuk voor zijn werk geschikt een mond met zwijgplicht
nu beide wrak de een te sloop
de ander gesloopt ontwaarde
tijdgeesten van de vooruitgang
vanwaaruit niet te ontsnappen valt
oud roest dat snakt en hij geknakt
weer doelloos voor zich uitstaart
over de vergeten mal die versleten
tot ZW hem het gezicht toont
van de monteur die nog
een leven te versleutelen had

)Vrij naar richard soakup chicago, 1940(

--