zaterdag 8 februari 2014

De man die alles kwijt is.

Hij had een baard, was het maar een sik.
Hij droeg een hoed, waar niemand om vroeg.

Hij was wel wijs, maar uit de toon geraakt.
Hij piste naast de pot met ertoe doen.

Hij wist wie hij was, toen nog vermaard
Hij een wetenschapper was maar eilaas
Hij trok de portemonnee, werd spraakmaker

Hij trok ook van leer toen i de tweede werd
Hij gaf met strijd leveren smoel aan zichzelf

Hij o hij hij is van cultuur dataspecialist
Hij begeeft zich op glad ijs al staat i pal

Hij staat voor paal met wat hij niet meer weet
Hij is nu stil zichzelf nog weleens meer kwijt
Hij ach hij hij lacht laconiek zich zelfs wel weg.

In rook

Vernam dat het jeugdig lied
gecremeerd werd
door een vrind z'n vriend
hoe vlam gevat dat gedicht
vuurzeetje werd

hoe nauwgezet ook
op papier strofe na strofe
tot stof weerkeerde
ach as dat eens zo mooi
tot liefdesgedicht zich las
verder
nergens meer verslagen
dan in de lettergeest die
zelf ook verdween
terwijl zo mals en vers
hij in tegenwoordige tijd
veel voor het leven liet

(TB)

Gevoelige sensuele plaatjes schieten

Het is pril licht geroerd
Soms zelfs spichtig stil
De ribben doorschijnend
Een huid zo strelend zacht

Eeuwig 
jeugdig 
maagdelijk
onschuld 
schemerend 
wild
het 
lichaam 
een 
vioolsleutel
kromt 
om 
de 
gevoelige 
snaar

De tijd ontbreekt dat spreekt
Uit ieder lustig opgebaard
Openbaar gemaakt gebaar
Hoe de vrouw bevroren raakt

(
en 
jij 
ver-
baas-
de
je 
dat 
zilver-
grijs 
ook 
zwart 
kon 
zijn
)
.