dinsdag 1 juli 2014

Mendel

We zijn al halverwege
de berg, heuvel inmiddels
het gaat snel minder
een peulenschil
zo gewas te zien
vergaan tot gaar
de kikkererwt
kreukzaad egaal
krimpt strak glad
vergeten galgenmaal

De straten wegen pleinen

Waar het nog ongewoon
druk was met lijn zeven
om het even op
de heen weg of z'n retour
of de dertien die zwikzwak zwenkend
de slotermeerlaan pareerde

je fiets nog vastliep
waar het niet spoorde
de krommerd zo halverwege
door de straten zondagsmorgens
een kogel kon afvuren

er nu doden vallen
bij bosjes lommeren
wat hanggroeperig jongeren
van alle tijden, leeftijden zelfs

iemand kent ze roept hun naam
om hulpbehoevend mededogen
schaamt buur z'n ogen uit het hoofd
ach mercator we zijn de weg kwijt
waar jij zo wereldwijds gebaarde
eerder dwalen nu volleerd

de kogelvrijere schandknapen
in een zuur bestaan vol kabaal
het kaal vertier van zwoegen
uitvreten dat menig mens
in middenstandsbestaan

zo leeg ontdaan achterlaat
je vat het aan te zwijgen
over je verzuilde geboortegrond
van dit leeg ontkerkt geweten

waar eerder alles werd uitgevreten
uit de naam van onze lieve heer
o Sion wanneer bewierrook je weer
in de olijftak ons troosteloos bestaan
nu Allah ons ook al in de kou laat staan.