woensdag 26 oktober 2016

Het doek valt op

de aarde, witte vezel dunne huid over het tere weefsel,
iemand lacht ze uit bij het kleurverschieten in deze kilte
waar de nachtvorst is geland heerste ijskoud de witte schim
van de in kiem gesmoord is hier geen sprake met zwarte pieten
de een vraagt om levenstijd de ander weer om afscheid nemen
nu het jaargetij is geweken voor de warmte die het bracht
een veeg uit de pan gevreesd nu de roetmoppen zijn verschenen
dat overheerst de tijdgeest voor wie leest in schamele woorden
bijeen geschraapt verzet tegen alles dat de glans draagt 
van de ijspegel die het hart doorklieft van de ziedende gemeente
misschien smeken de kinderen nog om vrede in dit spel
van de grootste gemene delers die niets meer deelbaar maken
dan de lede ogen van verliezers van de levensvreugde.