in rose aanzien van de tijd die rijst
tot lengten van dagen is geweest
in bloedrood gedrenkte vaagheid
schijnt nog licht bewogen twijg
net niet dauw berijpt het roerend
eens met weerszijde beschenen
zijn daar nachtvorst overvallen
werkelijkheid dat niets dit lot
tot wederkeren toe beweegt
anders dan een kille overgang
naar een onweeslijk andere tijd