zondag 10 februari 2013
Simon
Hij moet zo oud geweest zijn
als mijn eigen wijlen oom.
Beide Simon, aangenaam, hoewel
mijn oom als Sijmen door't leven ging.
Een Jordanees, verder ook net
als ,de gevluchte Hagenees, Simon
Amsterdammer in hart op de tong,
maar verder zachtaardig op de platte à.
Ze moeten beide weleens opgetrokken zijn
in lijn 13, of 7 op z'n minst, timmerden ook
beide aan de weg. Simon weleenswaar meer
met taal behept dan ome Sijmen, die sloeg
wel vaker de spijker op z'n kop. Hij hield ook
van vissen op het openbare water of desnoods
sloeg hij ze weleens in Schotland
aan de haak. Het is vreemd
gegaan, beide waren ook getrouwd,
trouw ook aan Mokum, zoals dat gaat
met bij elkaar scharrelen van dagelijkse kost.
Bij Simon stroomde de melancholie uit z'n ogen.
Hij schreef gesmeerd met deze ogentroost ook
zijn stukjes voor vriend en vijand of voor
volk en vaderland, beiden hadden dat
gemeen. Sijmen, iets meer met lef, klusten zij
er stevig oplos binnen het betamelijke van de stad.
Dat was toen, nu weet ik het niet meer. Van Simon
hoor je zo nu en dan, desnoods gedicht, nog wel
eens wat. Sijmen hebben we betaalbaar na de stille tocht
dood gestorven opgeborgen op het Vredenhof.
Hij rust in vrede, dat doet Simon inmiddels elders ook.
Het moet gek gegaan zijn toen,
dat alles analoog gewoon
doordraaide op eigen kracht,
of je nu met afgezaagde koten,
danwel met afgekloven potlood alles kon
aftekenen en opnoteren in een kladblok.
Is toch van alles bij gebleven zo dolend
op de Haarlemmerweg dat ik las hoe
louter droefheid me opgewekt liet ademhalen
zo pal bij de oude gasfabriek die in bedrijf toen
het "Hoge land" , waar ik vertoef, nog goed
op peil hield. Maar op dat niveau
houdt iedereen stand.
In u mijn welbehagen
Ik nog sluimer zacht opkeek naar het volle melkweelderig gebeente
de handen vierkante kilometers beschreven over de vormenrijkdom
iedere welving plooiend de oogstrelende diepte van zonsopgangen
aan de wadkant naliet in mijn herinnering van het zilte dat opspeelde
water over de borstwering oevers overspoelde lust van lichtzedig leven
nog vol overgave het zandlichaam de zomerzee rijkelijk liet strelen
in mijn oogopslag trof duinen dijend deinend in prospectief vanuit de pan
haar innig wezen adembenemend ritme in bewegen helmgras luchtledig
zweven tussen de lippen omgeven van mijn opgerezen stormvogel
de vrije val in vlucht helder blauw verstillen in haar schoot afgeroomde
zoet warme schorren en slikken verdwenen weelde van mijn vingertoppen
af dartelende zeehonden op haar tere kweldergras begroeide dromen daar
ik onherroepelijk verdween in het sluier schuim duister van haar zeesterrenhemel
mij tot maanlicht verdovend een slenterende wandeling door haar getijdenbeweging
de handen vierkante kilometers beschreven over de vormenrijkdom
iedere welving plooiend de oogstrelende diepte van zonsopgangen
aan de wadkant naliet in mijn herinnering van het zilte dat opspeelde
water over de borstwering oevers overspoelde lust van lichtzedig leven
nog vol overgave het zandlichaam de zomerzee rijkelijk liet strelen
in mijn oogopslag trof duinen dijend deinend in prospectief vanuit de pan
haar innig wezen adembenemend ritme in bewegen helmgras luchtledig
zweven tussen de lippen omgeven van mijn opgerezen stormvogel
de vrije val in vlucht helder blauw verstillen in haar schoot afgeroomde
zoet warme schorren en slikken verdwenen weelde van mijn vingertoppen
af dartelende zeehonden op haar tere kweldergras begroeide dromen daar
ik onherroepelijk verdween in het sluier schuim duister van haar zeesterrenhemel
mij tot maanlicht verdovend een slenterende wandeling door haar getijdenbeweging
Abonneren op:
Posts (Atom)