Habakuk is dood
gewoon ingeslapen
muilkorf aan banden
ging het hart tekeer
bleef stout de taal
hij leed aan broosheid
door de teloorgang
van het aardse slijk
nu de boel verzameld
bijeengesprokkeld dundruk
op de brandstapel werd
ooit goedgebekt smoelt nog
het zotte sleetse van de tijd
draagt slechts kunstgebit
alle uitgeknutselde waar
dansend rondom loze kunst
in het hart is stil komen staan
vuur zo laaiend hoog
smeult heter door
in as gelegde adem
klampt aan het netvlies
de trommel is gesmoord
(HH t B)