Hij bezat een zestal gevoelige snaren
daar wond hij geen doekjes om
soms waren ze versterkt
klonken ze banaler
maar hij wist
zelfs op gespannen voet
er heel wat uit te halen
de muze in een ballade
daar gooide hij hoge ogen mee
in alle toonaarden trok hij
de ladders in hun zijde zachte
sokken waar de benen van de vloer
de euforie ervoeren in het beroeren
van zijn spel dat zo vingervlug bedreven
hun de muze gaf in orgieën van kleur
waarin verschoten zij daags daarna
verlept een droom herschiepen
hoe die melodieën toch
hunkerend eerder nog tot
bloemenzee ze sierden
als woeste baren
op de klip gebroken
hun lippen deze harde rots
ooit kusten en hij ach hoog
verheven daar onomwonden
de gebroken snaar verving
voor weer een welluidende