zaterdag 4 januari 2014

Tyd

Wanneer zij zichzelf een weg baant
wit gewaad door verstilde plooien
ademloos schouwspel door haar

grijs vervagend stel ik geen vragen
maar laat haar in deze bloemenzee
rusten waar anders zou zij gaan

Grijn-z-end

Zijn kop gaat steeds meer
op een schedeldak lijken.
Kaal, al dan niet geschoren,
komt i er ook nog eens
bekaaid vanaf. Geen zin
betekent geenszins het gebrek
daaraan geen twijfel al is
vel over been teveel gezegd
over een lijf zonder familieleden
dat zo leeg nog zoveel vet
te bergen heeft. Terecht zonde
van de opgeslagen energie
die de grond in wordt geslagen
terwijl i gespeend van t heden
zich weer eens vergewist
weet van al die vergeten
leestekens uit z'n hoofd
afgeleerd heeft in t verleden.

Vluchtveiling

Ze zijn er, wij dus, hier.
Geen is alom, niets onveranderlijk
waar. Van vluchteling naar zonderling
vluchtgevaarlijk actief. Onderkomen
niets meer dan een vluchtstrookje
zonder afslag naar de vluchtflat
van Terugkeer en Vertrek
blijkt de ontvangsthal op
de verbodentoegang een overgangsfase
van vruchtgebruik verstoten of geparkeerd
in een vluchtgarage met het geloof
van altijd vrede na de dood.
Of daar pal vooraan nog even
een warm bad met brood en bed
en koude douche terug. Naar
het bebloede nageboorteland.
Of gewoon weg opgeborgen
in een voormalige staatsgevangenis
op de beeldbuis starend naar
de schurkenstaat.