voor mijn neus af.
Verder, geheel op z'n gemak, een hommel, hij mag naam hebben-geheel
naar zijn aard- in een zonnebad verwikkeld op een beukenblad.
Voorts maar weer, een huursoldaat vermomt als weekschildkever, in
oranje gewaad, pleegt op de luizen volkerenmoord. Dat alles in de
ochtendzon. De variabele, een lantaarntje en de koraal, allemaal juffertjes
zitten uitgebreid in het haagse hun vleugels op te blazen
tot een ander verhaal. Zelfs een Noorse houtpantser komt er in voor. Ik ontmoet zo
vroeg al parend
elzenhanen beide helder ook al juffertjes in het groen. Mals
ook de niet te versmaden strontvlieg in de klauwen
van een soortgenoot die rooft. Ik zoog dit niet uit mijn duim,
maar had in het kielzog van de volkerenmoord een paar apart
gezet en zelfs van kant gemaakt met een onbeschreven laurierkersblad
waarop eerder nog een daas zat maar nu fijngewreven
gif afgaf aan mijn wespjes in hun glazen graf.
R