Een ton vol traanvocht
oogst van dagen regen
zich aaneengesloten
regenschermen
weer en wind werden
talige wezens stemhebbend
kiesrecht van de gemeenste
deler brak door de takken
van gehemelte met tongval
slissend lallend dropen dagen
van de daken die nu overgoten
zonlicht uitbrakende glas
gewelven gebakken zand
van het zuiverste soort
dat nauwelijks vloeit
vertellen hier verlicht
de schaarste aan water
een atmosferisch geheeld
lichaam gebroken in kleuren
verder loopt alles gewoon
goed af want met onweer
voorspelt niemand wind
wat damp op het wad
glibberglad nat welt de wereld
wat na sleuven snot zwart
en met gemak te vertalen
naar een zelfsdodingsproces
voor overlevenden op de kwelder
hier gekweld daargezegevierd
verbrand met zonnesteken
wat modder zelf goudglanzend
maakt met pieren die gepoerd
veel leven maken van kabaal
in de ruimte die scharniert
rond omkomen of opkomen
en minder meer maakt
--
hakuna matata,
ries.