dinsdag 3 juni 2014

De man

Er is een man die wat rondloopt
in gedachten over telkens dezelfde weg
komt hij terug op een punt
waar hij begon die plaats
waar iedereen kon komen
waar eenzaam zijn bestond

daar is hij van vertrokken
gewoon naar binnen toe
gegaan geen bank meer
om te rusten geen voet
meer tussen de deur
de gordijnen werden
gesloten niemand
trad daar nog of bewoog

hij had zich van de wereld
afgesloten achter z'n oogleden
bewogen enkel nog zijn ogen
hoorde hij slechts wat erbij
hoorde het geluid dat bloed
maakt open wonden maar
niet rood hij noteerde lijnrecht
in zijn woorden wat aan de weg
gezet kon worden voor de vuilnisman

verder zag hij wie hij niet was
maar niet bij hem hoorde en
stoorde zich op de punt aangekomen
er geen moment meer aan
dat hij de man zag rondlopen
in een gedachtengang
malend in z'n woorden
waar niemand bij kon
hij zelden nog alleen
naar binnen ging 

erbij kon horen hoe rustig
hij daar niet mee zat
dat zijn wereld werd
omsloten door zijn
gedachten heen gedicht
uit vlees en bloed gestold
geronnen zwarte korst
zoiets gemorst dat veel
weg heeft van verdwalen
op een stip die daar
is neergezet.

De moraalridder harnast zich voor het jonassen

De waarheid is verworden van lieve deugd tot onbetrouwbaar maatje
waar schuchter tegen aan geschurkt wordt door boeven en vandalen
of iemand die nog wat in pacht heeft zonder het terug te betalen

het is balen dat de leugenaar overleeft met schetsen en gekscheren
waarheden handelswaar tegen betaling om te zetten is tot een product
spelen ondeugden deugniet met een naïef maar ozo vriendelijke dief

van de gemoedstoestanden die nog wat zijn blijven plakken
in gehoorgangen oorsmeer voor de trommelvliezen die al weten 
wat verliezen is. Tot horensdoof en dol woekeren de geldwolven 

om wat luttel gewin. Smachtend lurken ze aan de tepels waar nog verschraald 
de zure room van afgeroomd is tot een topje van een ijsberg op globaal 
een opgewarmde planeet. Het interesseert ze geen reet hoe meedogenloos 

het woud van waarheden is gekapt tot plaag van opborrelend koolzuur  dat de aard der dingen 
aantast tot een paar brommend grommende Ferrariteiten die bloeddorstig van begeerte haatdragend maken van alles wat zo onschuldig naakt nog eerder het maagdelijk meisje was 

voor zij de vete baarde met haar zonen. Een zooitje mannelijk genot dat vrij hormonaal de boel verstiert met totempalen en pervers pekveren getooide maatwerkjes om hun afgetrainde lijven gladder en gesmeerder hun tong bezeren aan de smaak van digitaal verstrikte kapitale zekerheden

 waar een wereld aan ten ondergaat.