Ik had je een laatste rustplaats gezonken
gekruid opdat het wat ontlastend was
omdat dragen zo tegendraads
niet bij je past
ik had de rozen,

gesnoeid
ze bleken eveneens doorniger
te doen gewoonlijk
waar jij wel van genoot
was de neus blij
te verrassen
met hoe het geurde
in de late zomer
de herfst kwam
met orkaankracht
uit het westen
geen bedenktijd restte
hoe je ook verongelijkt bleek
naar het scheen een trager licht
dat gebogen op jouw gezicht
verbleekte
een ademtocht is toch wel
een eenzame reis
wanneer die alleen maar uitgeblazen is
bevreemdend ook hoe teder in alles jij beklijfd
dat grote lijf was schijn
waarachter je altijd pup kon spelen
blij in velen in eenvoud van geuren
een speurtocht naar leven
dat je niet meer zag of bij hoorde
die uit iedere graspol ontsteeg
wie er voor jou was geweest
maar verraad niet
dat je aanwezigzijn
dat voor je heengaan
nu al is gemist