vrijdag 1 januari 2016

En hijzelf

was binnenstebuiten nu gekeerd 
het weke zachte lenige lijf
was van binnenuit bezeerd
maar niettemin het zelfbeeld
dat in geen oog van buitenaf
nog hem geleek die eerder
schutter naar de wereld keek
nogthans droomde hij zichzelf
begerenswaardig naar het scheen
een bejaarde geest in jeugdig kleed
ach hoe breed hij ook de lust bedreef
de tepelhof kloofde als een speen
hij tandloos en verveeld 
het lid opwreef dat naar het scheen
geen stijver deel dan z'n ledematen 
was en zacht en slap zo week
gelijk de jongen die in hem troonde
hem uit hoonde dat het kind 
al zolang dood geen deel meer is
van dit ouder vel over been 
gelooid hem de das om deed. 




Een jaar sterft uit

De laatste walm verwaaid in vlagen
rook in vele kleuren vervagen snel
een donderslag bij heldere hemel
en de sterren stralen als verwacht
de rust van vergeten en vergeven

wat het gehoor een jaar lang heeft
gehoord doorstaan voor dovemansoren
doodleuk afgeslagen en verder gaan
weg want ieder jaar sterft aan
dezelfde kwaal door tijdgebrek
een ziekte die het vuurwerk doet
aan zwakken en misdeelden

van het moment

waaraan wordt overleden
een bom die voor u wordt geworpen
voor de vrijheid die is verworven

blijkt slechts een nieuwjaarsreceptie
voor de overlevenden waarop
een hartkwaal uit de oude doos
niet valt te genezen met liefde
op papier van al de ouderwezen

die zuigfles leegzopen met hopen
dat zij hun kindzijn hebben bewezen
de vonken spatten van nieuwjaarsdag
met veel kabaal o hoe banaal
verbrand de vredesboodschap

op de eerste seconde na de toost
uitgebracht op het kadaver dat herrees
van vrees en angst te prevelen
we gaan met velen proosten