De lome lepelaar wentelwiekte traag naar
de akker over schimmig groen wintergraan
het had den andel moeten zijn maar dat paste niet
het blauwe water in de zware zwart verzopen klei
hield mij staande dit gegeven aan de grond
hoe de waterwilg ook te water ging
hield mij bezig
gelijk het water aan de takken hing
de hemel verder grijs tot het oneindige
beladen van de regen die neerslachtig maakt
voor degene die binnen blijven steken
echter buiten bekom je van de bekommerden
blijf je gezegend en doorwadend uitgespoeld
staren in het slijk der aarde dat alles oplost
wat aan je kleeft zolang je leeft in de gedachte
dat alles echt oplosbaar zolang er nog beweging is
want de neerslag is het samengepakte sediment
dat alles dichtslib wat er zo vloeiend voorzich spreekt