in zn troebele poel
van zelfgenoegzaamzijn
staart hij rotsvast in zn spiegelbeeld
snavelt er scherpgebekt de goudvis
voor de vuistregel weg die hem
welgezind mans genoeg lijkt
om wereldkundig gelijk de profeet
blijk geeft van zijn zieners blik
hoe scherpgericht hij richter noch reiger
slechts pennenlikker blijkt op het tablet
daar niets dan digitaal maar onverlet
zijn vluchtig leven prijkt
R