zaterdag 13 augustus 2011
Van bovenaf vandaar
een vrouw die in scheiding haar kleur verraad
Een nieuwe haring die langzamerhand in kruis vreemd gaat
Een vent die alles van bovenaf gade slaat
De kauw die friet raapt en er niet bij stilstaat
De martini die in falset de wereld van twaalf uur verslaat
Niets een op een
verloren staat maakt sprekend een verzwolgen indruk en doet me aan
nagelaten sporen afvallig dauw van bijna berijpte bladeren doet vermoeden
er was winterkou aan voorbij gegaan maar de dag mist niets aan warmte
vandaag ben ik de man van deze tijd uitstekend toebedeeld met oorsmeer
vanuit de reclamefolders doen de Hema en gelijktijdig de Ikea me aan
de wegen daarnaar leiden over gebaande paden nog niemand is
alles wordt maar er heerst nog diepte in de slapende rust
de zon heeft zich fraai afgezet tegen het einder waarop ook de Eemshaven rust
alles kabbelt aan of komt benepen boven drijven gelijktijdig met het oplossen daarvan
de zweem van 't ware leven heerst in jubelend gezang van opkrijsende kraaien
het kerkhof verguld van vele oude kastanjes spreekt daarover in grafzerken me aan
het coma van de nacht wordt wreed verstoord ik aanschouwelijk naakt
dat langs raast in een vrachtwagen combinatie de vrouw daarop grimlacht me aan
haar geschoren benen zijn gephotoshopt haast plastiek gelijk het dekzeil
waarop zij dromend ligt te kreunen in het wapperen van de kilte uit d'r schoot
het is begeerte die de man maakt in voorts stilstaande beeltenissen van een tijdgeest
die sprekend uit de bilboards knalt over driemaal vijf gezegend leven in de hoorn des overvloeds
ooit was ook dat land genezen van god en wemelde het van zwermen zedenpreken
uitgesproken door een herdersstam die eeuwige grazig brede jachttafrelen tekenden
op de achterhand van hongersdood
doe mij dit aan doe me dit aan doe me aan dat ik leedwezen gelijk de wereld me aandoet trekken van het lot dat zoveel mensen sterven in genot.