Op de vlucht van de kust dwarrelen de meeuwen door de lucht
gaan in gratie de ganzen gedreven in formatie voor het oog dat
nodeloos gade slaat hoe het jaar in jaar uit de wereld vergaat
de wintergast vindt rust op den duur dat het kleinste uur verstomt
in rook op gaat en geen hond op straat z'n baas uitlaat
in rep en roer versterft beneveld in een roes de grijsaard
die vaarwel riep onderwijl een ieder nog bedreven uitvoer
tegen beter weten dat op de vlucht slaan zonder rede
geen houvast biedt aan het verleden in deze tijdgeest
dat in het verschiet iets ongewis waarachtiger is
zo zwart voor ogen zwermt bij dag en dauw de kauw
tweeërlei gepaard aan de zekerheid dat ook deze dag
hoe vuil ook in geluid in koor wordt uitgejouwd,