Een man maagdelijk wit naakt, fier postuur
op het gevaar af in de zon te branden
de branding speelde om zijn benen heen
al bijna rosé gloed beleefde in zijn hand
stralend terwijl hij er naar keek
er trad een vrouw van kleed ontdaan
naar 't scheen schoorvoetend naar voren
haar huid stralend zilver terwijl zij
een levenslied uitblies verlied
vluchtig de zeereep die haar kuste
weer zo van haar zijde naar droger kust
het water liep terug gelijk het tij
week aan de voeten in het zachter zand
het kleine kind dat de golven liet bewegen
heen en weer haar haren in de wind
een meisje bijna op het strand
een jonger duin wat wuivend gras
de wind won in overmoed aan kracht
haar longen vervuld van zee en lucht
zwollen in haar borst in twee
zij zong een lichaam bloot
dat de vrouw al in zich droeg
vormde langzame tred glooiend
in de duinpan reeds een warme lust
strelend schoon de liefde in haar schoot
terwijl zij inmiddels de geestgronden betreed
zweemden grijzer schim de nevel om haar heen
de tred was slepender daarin de rankheid
kwijt ze liep alleen een eenzaam spoor
op harder steen gebogen stram haar leden
ze leed steun zoekend met vage blik
dwalend langs de rechte wegen
waar menigeen razend om haar heen
verdween ze was naar't scheen
van moederziel meest te moede
met wat van haar zijde week
houvast zoekend aan het roestig hek
dat door de spijlen gebroken schaduwen
niet schuwde met te wijken van haar zij
ze brak in marmer uitgebeiteld af
op iedere lettergreep waaruit de naam
die zeeën van tijd begroef in dieper blauw
waar eens haar ogen opgericht
priller nog bij eb ze met het getij afdreef
een zoon op blonder duin weende zacht
terwijl hij ontbloot met een vinger schreef
waar zij ooit schreed naar haar
volwassenheid.
zaterdag 24 augustus 2013
De kunst afkijken tot het afgelopen is
Hij is inmiddels en ik nog niet
Hij was trouwens al toen ik nog niet
Hij schreef z'n hersenschimmen van zich af
Ik las me suf en was me niet bewust
Toen hij allang ingebonden was
Bedeesd beduusd wellicht hiervoor mij
Was hij die onverdroten
man wier sprakeloosheid
thans mij overkwam
Zo feilloos peilloos diep geen woordenschat
Maar slechts noch minder dan dat
Een uitgeput koraalrif dat kunstig nog
De scheppingsdrift bezat.
Hij was trouwens al toen ik nog niet
Hij schreef z'n hersenschimmen van zich af
Ik las me suf en was me niet bewust
Toen hij allang ingebonden was
Bedeesd beduusd wellicht hiervoor mij
Was hij die onverdroten
man wier sprakeloosheid
thans mij overkwam
Zo feilloos peilloos diep geen woordenschat
Maar slechts noch minder dan dat
Een uitgeput koraalrif dat kunstig nog
De scheppingsdrift bezat.
Tourist
De kans dat ik ergens kom is al verkeken
uitgewoond zijn natronglazen ramen
waar achter de straatnamen staren
snoezig spiegelbeeldig
legt de toerist zich toe
knetterhard vast en zeker
scherp met het oog weer
te vergeten
waar het objectief ook ging
wordt de tijd bevroren
ontluisterd of fluisterend
gesproken ben ook ik
daarin beet genomen
een losse gevelsteen
ploft naar beneden
op een haartje na gemist
ving een camera het op
toen de tegel brak
waarop een ander lijk
lag opgebaard in tekens
te kijk gezet maar ragfijn
bleek het liefdegras te zijn
dat me vervoegd beving
vochtig op het plaveisel
hoe zeer dit alles is
betreden
uitgewoond zijn natronglazen ramen
waar achter de straatnamen staren
snoezig spiegelbeeldig
legt de toerist zich toe
knetterhard vast en zeker
scherp met het oog weer
te vergeten
waar het objectief ook ging
wordt de tijd bevroren
ontluisterd of fluisterend
gesproken ben ook ik
daarin beet genomen
een losse gevelsteen
ploft naar beneden
op een haartje na gemist
ving een camera het op
toen de tegel brak
waarop een ander lijk
lag opgebaard in tekens
te kijk gezet maar ragfijn
bleek het liefdegras te zijn
dat me vervoegd beving
vochtig op het plaveisel
hoe zeer dit alles is
betreden
Abonneren op:
Posts (Atom)