Hij is inmiddels en ik nog niet
Hij was trouwens al toen ik nog niet
Hij schreef z'n hersenschimmen van zich af
Ik las me suf en was me niet bewust
Toen hij allang ingebonden was
Bedeesd beduusd wellicht hiervoor mij
Was hij die onverdroten
man wier sprakeloosheid
thans mij overkwam
Zo feilloos peilloos diep geen woordenschat
Maar slechts noch minder dan dat
Een uitgeput koraalrif dat kunstig nog
De scheppingsdrift bezat.