Tussen het avond oplichtend schaamrood
ligt daar ogenschijnlijk schijndood
op de boekverbranding in barensnood
met zand in de ogen gestrooid de drukker
van het onvertogen woord
met de toets van onvermogen nog voor ogen
in een laatste ademtocht door duinpan
kookketel uitgerookt verlangen te bezien
hoe godvergeten toch dat woord
vlees noch vis is maar een onversneden taal
die niemand meer verstaat dan de stomverbaasde
letterdiabeet met meer dan uitvergroot onvermogen
alles vertaald in uitersten van zeggen schrijven
nullen en enen wikken en wegen maar onversneden
waar of vals niets heel laat van zijn laatste wens
om opgebaard in het geheugensteuntje
nogeens zo nu en dan zijn geest te laten schijnen
op de zekerheden van het houvast dat ooit zo mooi
de heilige schrift voorloog met menig oorlog
uitgevochten taalstrijd om het innige wat hij hier was
een drukpers uit het middenoosten met aan zijn zijde
de man uit het avondland die iets te laag was ingevlogen.