Water zo heet dat het aan je ballen vreet
je hersenpan explodeert zo zeer genot
genoot dat gillend het gelijk wil aan zijn zijde
Water zo hard dat je schedeldak brak
gemeen snedig de huid bloedt dood
rood over het staalglans gelaat
Water dat zacht en soepel door t keel
gat glijdt zalvend lessend
naar wat smacht verslaafd
Water schimmig op het oog dat alles onttrekt
wat naakt nog eerder de lust bezat
mist nu maar straks alles weer
Water hemelhoog blakend schaap
of donderkop grazend op een wolkendek
dat mij de zon ontneemt en weer geeft
Water dat zo stijf bevroren om de ledematen
kleeft voor lul daar harder achterlaat
dan op de rijp van de gestorven baard
Water toch dat smeltend zoet vervloeiend
wegen baant druppelsgewijs naar weer
een oceaan dat zouter stouter beukt
Water dat van kruin naar dal op kusten beukt
baarmoeder speelt en vruchtwater geeft
een oplossing voor nageslacht
Water waar in een zaaddier zwoegt
een eicel ploeterend toch dooier wordt
in vermenigvuldigingsdrift ook uitkomt
Water dat doodkalm de hemel weergeeft
waarin alweer een gedachte verdrinkt
die zelfmoord pleegt uit watersnood
zondag 10 november 2013
De euthanasist
Zingeving werd wetgeving
ik zal niemand kwaad doen
een dodelijk middel
valt slechts mij ten deel
in het zuiverst van mijn geest
waar geen miskraam opgewekt is
anders het snijden van de steen
dat ik zal nalaten te naaien
daar was van razernij vanuit de artsenij
hij die uit dit lijden verloste leven
sleurde hij de dood op de valreep
nog uit de plooien van de lakens
blies uit zijn naam de laatste adem
zwoeler dan de lucht die augustus
naliet in de neusvleugels trillen
stuitend toch zo op het hoornvlies
maar nu kabbelt water uit de kraan
tot de ceramische kop het snoerde
er stroomde geen druppel woorden
uit de buis dat met lucht gemengd
zo bruisend klonk in kwaad bloed gezet
verdund rosé rood de bijdragen
uit een afgedrukt verleden.
ik zal niemand kwaad doen
een dodelijk middel
valt slechts mij ten deel
in het zuiverst van mijn geest
waar geen miskraam opgewekt is
anders het snijden van de steen
dat ik zal nalaten te naaien
~~~~vorige week naaide postuum
~~~~de walrus Komrij kwabbig reeds
~~~~Nico van der Linden in het pak
~~~~na later bleek nalatig reeds
~~~~ook de Nooteboom brak
~~~~op de houten doosvrucht stuk
~~~~met op lingerie geplaatste poëzie
daar was van razernij vanuit de artsenij
hij die uit dit lijden verloste leven
sleurde hij de dood op de valreep
nog uit de plooien van de lakens
blies uit zijn naam de laatste adem
zwoeler dan de lucht die augustus
naliet in de neusvleugels trillen
stuitend toch zo op het hoornvlies
maar nu kabbelt water uit de kraan
tot de ceramische kop het snoerde
er stroomde geen druppel woorden
uit de buis dat met lucht gemengd
zo bruisend klonk in kwaad bloed gezet
verdund rosé rood de bijdragen
uit een afgedrukt verleden.
Abonneren op:
Posts (Atom)