Een zonsverduistering bij heldere hemel,
tijdens een poolnacht op het ijs.
Alles weerspiegelt glad de gang van zaken,
grootst en ongenaakbaar koud.
De roept het over zich af, zonder het
verder zich af te vragen hoe,de goudopsnee
ten lange leste, de hongerende lettergeest
liet smachten nu de rode lopers er niet meer zijn.
Uitgeteld het gemillimeterde hoofd ten rustte is
gelegd, maalt het stedelijk hart in groter smachten.
Hoe ooit de boekenreus met rupsjenooitgenoeg
vergeleken een veelvraat van behaalde titels werd.
Nooit is zoveel in de uitverkoop gegaan dat het gilde
brodeloos en radeloos maakt. Bij gebrek aan zichzelf
verslindende lezerspubliek, zich voor een habbekras
vermaakt tot brandstapel van kooplustigen.