vormen de bladzijden een bladspiegel prachtig vervuld van tegenlichtopname
komt regel voor regel vervloeiend
twee gedichten ineengevouwen samen
amen in een adem woorden van een lied
een onwijs wijsje vol verliefd verdriet
vergeet ook niet dat het tot het
tandvlees ontbloot hier voor mij ligt
het is halverwege doorschijnend ontwaken
ach bleef je maar slapen daar samen
dan fluisterde je de namen in dromen
hoorde ik hoofs en steels het lichte doven
wat door de vingers werd gezien
je handen lachte gevouwen in m'n gezicht
gelaatstrekken ontplooiend gedicht
je fronste nog even, ja zo is het leven
grimlach nog wat valt overgelezen
nog te verhalen dan poëzie
zachtjes onleesbaar verterend bladweefsel
waar doorheen je huid zo schitterend oplicht.