woensdag 9 juli 2014

Een schreeuwende leegte

De zoetstof die de feut
haar in de ogen strooide
maakte haar stekeblind
Op dat het bind werd zij
gebonden aan de zorg
die het genoot
tot wasdom werd het kind
waar zij haar lichaam meedeelde
boodschapper van het onvolprezen
lot tot de vervulling van het genot
om weerom vervuld
te raken in het zaad
dat zo lustig weer verwekt
het louterend vermogen
hem te nemen
in het diepste van haar wil
waarin zij geloofde hoe
eenmalig puur toch keer
op keer verwekt het vlees
tot inkeer komt met nemen
hetgeen hij haar bood
het bloed de sappen
het vlees het leven
tot in de dood de adem
ontsprongen uit haar schoot.

Rauwkost voor ramadan, vasten voor carnaval en verder de beest uithangen maar.

Ram het er maar in, ook vasten
heeft z'n oude dag reserves
opgebrand met overleven.

Het is een zegen te weten
dat je later, geloofsgenoten,
toch afvallig bent gebleven.

Net suikerfeest met slecht gebit
het bijt te zeer hoe zoet verdriet
in holle kies woorden tekort schiet.

Met volle teugen en tegen
heug en meug een maandverband
om de wonde heen gelegd.

Aan het infuus, weldoorvoed
via baarmoedertje, vreugdevuur
is het goed bevallen onbevlekt en wel.

Rood bloed wordt korstig zwart
bewaarheid dat groen tot geel
verdord terwijl het vernederd wordt.

Het is god ten voeten uit
hoe een balletje rolt
een regenwoud geveld

een staat van ontbinding
door opwinding troosteloze
bende goudzoekers

in eigen huis afslachtverkeer
een orgie van onlust gevoel
laat het regenen op het strand

verpauperd zonder leesteken
aub want het doet zeer hoe
zeer kadaverdiscipline werkt

dat spelelementje dat scherp dieper
in de groeven ploegt naar de toon
die uitvergroot wordt neergezet