donderdag 29 juli 2010

Kleinnood

De zon die door de wolken breekt
neerslag daarvan 't schaduwbeeld
vocht dat naar de hemel rijkt
een tocht die altijd overwaait
daar waart een slaper doorheen
voeten bloemrijk 't hoofd opsteekt
siert tot in de kruin de kroon
gespannen glad bekleedt tegemoet
dat vrolijk erover heen glijdt

Opzouten

Het zout dat de huid uit
stroomt gehoor geeft
aan de smaak

uit het leven dat zichzelf
tegen spreekt
aan de ander geeft

zo zuiver uitgekristalliseerd
de gedachten langs de oevers
van bewustzijn ijs laat dooien
het kookpunt verhoogd daarin
gesmolten het al om aanwezig
zijn en er weer verdwijnt

Het is vreemd gegaan

Het vastleggen vergeten te maken
op de indrukken van blank vlees
naar binnen waar ontstolen vrucht
de lusten susten die gerust
de gang gingen van de uit
de hand gelopen genegen
heden was een wat verlegen
oogwenk die neerstreek
op kussens van toonbeelden
alle tijdperken te buiten weten
waardigheid schreed traag
langzij snijdend water door
klieft uit de mond ontstolen
woorden die niet over de tong
van voorbij getrokken hoos

een denkrimpel water plooide
sierlijk in basalt gekrulde zinnen
maar tijdloos gebeiteld stonden
golvend op gevonden levenswegen
zij aan zij die veel verder gingen
tijdloos de tijd lieten verstrijken
voorbijgaande lichte sporen
-----
o, vrij vertaald u mee eens
hoe uitgedrukt in woorden
wij nu toch nog waren