zondag 13 juni 2010

Alle slakken naar het oosten

De ochtend valt met donderend geraas stil 'savonds overvallen
vleermuizen de nacht
onder luidt gejubel van de merels weet
niemand meer hoe laat dat was dat je sliep
voor het onwaken door het kwaken
dat daarmee gepaard verried
hoe de wind was gaan liggen
op een viltig wit vergezicht
waaruit een koekoek sprak
van laatbroeders die met van geen schijn
van kans dit alles zagen vervliegen
met uilen in kattenkruid
was er een nachtkaars die bij hield
hoe de nacht gekort stilviel

--

De weg dan

Als je over het einde begint
is er ook een oorsprong

zoiets dat je eerder hoort dan ziet
omdat nu eenmaal sneller is maar niet

altijd waarneemt met vraagtekens
geluid vormt stuurloos daarin

nu een onmetelijke ruimte

er is dan ook nooit iemand gedood
door de waarneming daaraan

maar wel aan de gevolgen daarvan
een afgelegde doodlopende weg

die je touwtje springend nemen
kan of huppelend naar het einde --

Een lente

Veel stinze bossen zijn niet veel meer
dan klaphekken naar zomers vol
brandnetel en kleefkruid
--

Leven

Het raadsel van de eidereend;
waarom de een de sloot verkoos
terwijl de ander weg vloog.
--

De ochtend op je huid

Lezen gelijk dauw bekijken
met andere ogen voetje
voor voetje gras weer
horen groeien

in gedachten verzonken
ontwaken aan de stam
waar aan ontleent warm

je verbaast mannelijk
weer weet hoe levend
de adem fris
je lichaam streelt in deze

verzadigde lucht
die handen heeft

--