woensdag 20 maart 2013

Sleghste

Man walst gretig over woorden struikelend haar boezem binnen
loenst zich daar uitstekend in nestelende zin
zij tracht daarin bevangen blik nog meer bloot te geven
de koffie gutst zwart gezoet
klotsend met zijn bevochtigde lippen
bleek snedig ergens
nog een schouderbandje verwijderd
in vast te zitten zijn sprankje hoop
nog dieper door te dringen
hoezeer zij ook gebukt ging
verzitten van het stevig montuur
dat op beider neusbrug zich verbond

De man van voren

Hier vel ik volledig in rust uiteen m'n huid
een dag geploegd tot stilte uit de voren
de meeuwen de aarde herboren verlieten
riepen in dit vale licht de boer toe
het doet er toe het doet er toe
dat de aardzee ook ons toe hoort
wij schreeuwen zelden witter dan in koor
het laatste domein van omgelegde zoden
zo rijker leven daar wordt uitgeput verschijnen 
uit mijn oogschaduw de belijningen
de sporen op mijn verbaasde aangezicht 
waar zelfs zwijgen nog verstorend blijkt
ik op de fiets weer in het niets verdwijn