Men werpt een gedachte op die is gaan vliegeren.
De zeereep leest smakelijk gelijkmatig mee.
Het tandenknarsen kan beginnen.
Terwijl het water aan de lippen van de dollende hond staat die het
klaarspeelt aan te slaan.
Een bedenkelijk vergezicht verschiet van aanzien in de verbleekte zon,
tot in dit licht de lucht klaart en gezamenlijk optrekt met de
vloedlijn.
De standhouder legt het af en trekt aan zijn stutten. Tot volgend
jaar! Een jaar waarop de zomer wel wat eerder mag beginnen met
overspelen van het verlies van de gestrande badgast.
Vanuit de ondergestoven stadsbus, die niet met de halte klopt doven
zolangzamerhand de stalkaarsen. Nabij de fel rood uitgebeten
hondsrozen die in voorbijgaan pijnlijk bottelen gaat een opengehaalde
hardloper die een bloedspoor nalaat op de goede afloop van de
getijdebeweging die in zijn oorschelp naklinkt.