en weer komt een kamp met krampscheuten
uit de grond gestampt door voeten betreden
die de weg kwijt zijn met het niet verder schoppen
de moederland baart grote zorgen voor vader
die zijn kaveltje verloren heeft in bloemrijke taal
het wordt fataal en wartaal te spreken
met de opvluchteling die overgevlogen
in het luchtledige vertoeft zonder adempauze
er is geen ruimte meer om op te vangen
waar lichtvoetig nog eerder vrolijk bloeide
groeit nu een heersende lijkgeur van verdorven-
heden dat de in de bodem gestampte haringen
doet opwellen hoe eenzaam buitengesloten leven
Want over de heelheid der dingen
wordt met harde hand afgereageerd.