De nacht stolt met doven van de vlam
op de lont van het afbrandend bestaan
men weet zich dageraad vertrouwt
in te winnen bij de wederopstanding
van het licht en wordt er bovendien gelovig van dat alles zichtbaar doorloopt tot dat uitputtend alles groen voor ogen tooit waar tegen tekeer en te weer gesteld kan worden dat met warm in de zon weer alles vloeibaar is om ware het regen opgelost van alles te stromen in de lucht die rakelings doorgaat fluisteren dat dit je ademtocht is van het leven dat je omgeeft.