Het blauw bloed kroop
waar het niet kon gaan
ze gaf geen krimp zo roerloos
ook alles bij het oude bleef
de man was haast
een cliché met laadjes vol
verzachtende omstandigheden
zo werd leed geleden ook verleden
de tijd kroop trager en blies licht geroerd
een grasspriet in een verlate zonnestraal
tot de slagschaduw viel struikelend
over de beukenhaag zo beslecht de dag
die zonder het te weten de laatste hier
op aarde was het killer dan verwacht
vannacht hoe zij buiten sliep en nooit meer
uitgeslapen raakt zonder het verschil te maken