Had handen vol
aan 'foute' vrienden
huwelijken stuk voor stuk
ze
hield van mannen scharen
tot over haar oren schulden
ze
viel ze een voor een af toen
ze
struikelde als marsepijn
op de verkeerde man
ze
het zeurde na
toen het wat uitging
dovend
als de nachtkaars
ze
wist zich niet te binden
aan stervensgroot verdriet
met wat hij naliet hield
ze
geen rekening met vereffenen
van gedeelde zin
hoe hij z'n weduwe
met zijn kinderen
op de valreep dood
verried
ze
hield smadelijk haar
mond gesnoerd daarin
rouwend in eigen grief
maandag 30 augustus 2010
Ergens halverwege
Daar dus ergens halverwege achter
een verharde dijk verzonken diep
als gegoten zat in het beton het kozijn
uit te kijken hoe of hij insliep
daar een ruimte in schiep
dromend van water
dat de kruipruimte in liep
tegen de ruiten vloog een buckfast
zich te pletter. Het was monnikenwerk
om zover te komen. Maar de tijd hield stand
en oogluikend viel het schemer moedeloos
omhoog. Ook de maan was al halverwege
aan het staken toen het opviel hoe blauw
de werkelijkheid wel was. Iemand schiep
genoegen een ander juist weer niet.
Zo kreeg je yin met yang ergens anders bedacht, maar dat deed niet
ter zake. Men was tevreden gesteld dat het daarbij bleef. Vervelend om
te ervaren hoe schipbreuk alles leed.
De verzopen reekalveren die oeverloos opgeblazen zich dik maakten over
het stijl kanaalpand. Iets schoot in het verkeerde keelgat, iets ook
weer niet. Want plat uiteen gereden deed de egel wel verslag hoe
anders toch het karrenspoor meer rechtdoor zee iets van levenstekens
had. Er was een haan en nog wat kerkornamenten, men sprak schande
ergens van.
Het moet gezegd, het viel tegen. Een misthoorn luid en het vuurtoren
rood verheven genoten aan de kim van deze scheurbuik die op de valreep
schipbreuk leed.
Geen man overboord gilde een sirene gelijktijdig met save our souls.
Niemand keek meer raar op toen de zon scheen, bleek de drenkeling een
verstekeling, die niet gemist nooit opgegeven was.
Er staken skeletdelen uit de grond, naast een oud harpoen. Een even
oude man verhaalde nog wat over potvis die nu in levertraan verpakt wat
viezig leek weergegeven op het blakende kindergezicht.
Ze zijn wel haast uitgestorven op Schiermonnikoog dat nogal loenste
naar omhoog. Om vooral niets prijs te hoeven geven van het bakzeil
halen in het kielzog van die verrottumerplaat. Had men maar een kanaal
gegraven om doorgang te geven aan al dat zeewater dat nu het eiland in
bezit nam.
De man die nogal bezopen zat te staren op de duin vroeg zich af in
welke pan hij kon gaan slapen nu alles ondergelopen was.
een verharde dijk verzonken diep
als gegoten zat in het beton het kozijn
uit te kijken hoe of hij insliep
daar een ruimte in schiep
dromend van water
dat de kruipruimte in liep
tegen de ruiten vloog een buckfast
zich te pletter. Het was monnikenwerk
om zover te komen. Maar de tijd hield stand
en oogluikend viel het schemer moedeloos
omhoog. Ook de maan was al halverwege
aan het staken toen het opviel hoe blauw
de werkelijkheid wel was. Iemand schiep
genoegen een ander juist weer niet.
Zo kreeg je yin met yang ergens anders bedacht, maar dat deed niet
ter zake. Men was tevreden gesteld dat het daarbij bleef. Vervelend om
te ervaren hoe schipbreuk alles leed.
De verzopen reekalveren die oeverloos opgeblazen zich dik maakten over
het stijl kanaalpand. Iets schoot in het verkeerde keelgat, iets ook
weer niet. Want plat uiteen gereden deed de egel wel verslag hoe
anders toch het karrenspoor meer rechtdoor zee iets van levenstekens
had. Er was een haan en nog wat kerkornamenten, men sprak schande
ergens van.
Het moet gezegd, het viel tegen. Een misthoorn luid en het vuurtoren
rood verheven genoten aan de kim van deze scheurbuik die op de valreep
schipbreuk leed.
Geen man overboord gilde een sirene gelijktijdig met save our souls.
Niemand keek meer raar op toen de zon scheen, bleek de drenkeling een
verstekeling, die niet gemist nooit opgegeven was.
Er staken skeletdelen uit de grond, naast een oud harpoen. Een even
oude man verhaalde nog wat over potvis die nu in levertraan verpakt wat
viezig leek weergegeven op het blakende kindergezicht.
Ze zijn wel haast uitgestorven op Schiermonnikoog dat nogal loenste
naar omhoog. Om vooral niets prijs te hoeven geven van het bakzeil
halen in het kielzog van die verrottumerplaat. Had men maar een kanaal
gegraven om doorgang te geven aan al dat zeewater dat nu het eiland in
bezit nam.
De man die nogal bezopen zat te staren op de duin vroeg zich af in
welke pan hij kon gaan slapen nu alles ondergelopen was.
Voorbidden
Je kunt voor iemand bidden
de zegen preken of
over hem uitspreken
als die sterven moet
het helpt niet
de zegen preken of
over hem uitspreken
als die sterven moet
het helpt niet
je kunt later van verdriet
op z'n kist staan timmeren
op z'n graf rondspringen
het helpt je niet
je kunt in zak en as verdrinken
van wat rest de roet
verstrooien bij de boom
het helpt je niet
je kunt zoveel je wilt berouwen
hij is er niet
dan waar je ziet
te denken dat hij bij je is
te voelen hoe van binnen licht
hij is nu alles wat hem was
Je kunt zoveel je wilt
van hem zijn met vlees en bloed
dat naliet met ieder lichaam
dat je ziet en zie
voor altijd zolang je leeft
de herinnering dichterbij
haast je niet
hij is waar je'm ziet
altijd
Abonneren op:
Posts (Atom)