woensdag 30 maart 2011

De man die alles in zich had

Bezat zoveel om van te leven:
hij zichzelf niets noch uit zichzelf iets
om weg te geven anders dan een vel vol
uitgeschreven werkelijkheden

daarin zoals verwacht
een bloedmooie baan
waarin van alles stroomde

zelf het vlees dat aan hem kleefde
leek verdacht veel opdat
van ieder levend wezen

zo had hij zichzelf ook
bedacht een hersenpan

waarin hij van alles klaar
stoomde uitgekookt als hij was
bezat hij zelfs een skelet
een geraamte waar hij zelf mee zat
waarmee, nee waarin, zoveel was zeker,
hij zich in niets meer onderscheidde
van zijne hoog bevlogenheid

die hem in de kiem nog eerder
smoorde toen hij nog het leven had
maar zoals alles hier vergaat

zichzelf de baas was
met wat hij toonde
een ander mens
zoals het hoorde

een ongenaakbare vergelijkenis
waarin zij beide woonden
de een die rap vergeten was

de ander voor in de eeuwigheid
geprezen in de onzin
die hij levenslang was

overdacht had
ja zo is leven
meer dan zat
------
Zo is het leven hoe hard
men ook zichzelf bedacht
rest niets dan stoffelijk
bot gesteld niet uit as
al eerder weder gekeerd
om de baas te zijn in overleven
hijzelf is aan z'n framework overleden
R

Wadkant


Niet veel eigenlijk
maar meer ook niet
je typt wat in een handheld
terwijl beneden peil
de zeespiegel rijst
daalt de onwaarschijnlijkheid

komt de zeehond aanzetten
met de dood stuk hout
't is zot zo'n rot stuk schaap ook
waar uitstekend de ribben
wegwijs maken hoe'n
beschoren lot vergaat

naarstig een blik uit in't hol
uitgebeten oogkas dat
uitgekeken is op de zon 
die in alle hevighrid brandt 
op het dorre gras verder

maar terloops zeekraal
in overtrokken zin
zijn er ganzenveren
uit de lucht gegrepen
verbluffend stil

ervaar je 't gesnater
in de frisse wind
die zich aandient
zelf bevlogenheid
doet zich gelden

tuur je naar een horizon
om deze reden
dat je er iets inziet
desnoods te stoppen

of anderszins verbazen
hoe dood tij klinkt
uit nieuwsgierigheid

keer je het tweede karkas
wat door de wol geverfd
toch misschien wat leven
laat zien 

dat er uitgeleefd uitziet
alsof een diesel optrekt
zwermt de wolk gevederden
van willekeurig dier 
naamloos heen en wederom 
de zon wij weten ons 
geen dagenraad
met niets meer om ons heen.














Wij leiden ons bestaan

af aan het gegeven paard
dat nooit in de bek gekeken
stil verheven aan de horizon

te dansen op het voorjaar
maakt de zon tot vreugde
vuur met tegenlicht daarin

valt zoveel samen op
een dijklichaam een hart
dat overslaand de maat

houdt niets ons tegen
te bezien dat in dit rijk
bestaan van kijken telt