De dingen zijn ten einde raad nu
ze niet worden gade geslagen
alles komt zoals het gaat weer
in verval voor het menselijk oog
onbruik klinkt steeds luider uit
de uitgeleefde straten niets staat
meer waarvoor het staat tot nut
anders dan windbuil huilend in
benauwde kelen zijn de wolven
de leegte is er niet uit de voegen
prijkt levenstekenend gewas
vol overwoekerende gedachten
groen is tegenwoordig in de mode
maar afgedragen bruin zo nu en dan
vol schoon gezang en kwetterend
rijk scheutig komt onnut weer
tot leven uit de greep van wat is
verdwenen wat ooit menselijk was
heeft de geest gegeven wat niet
zo ongelegen kwam toen bleek
dat in de rondgang de aarde
gewoon baantjes trok om de zon
de regen viel nergens tegen
zo ook de hitte was niemand
meer om daarmee te zitten
alles werd allerdaags uitgedrukt
in nacht en onbewust aan dood
ging leven heel gewoon zijn gang
niets ontbrak of miste er nog
aan het menselijk leed dat was
verdwenen dat klopte ook goed
met het ontbreken in waarnemen
want ook daar kwam niemand
aan van pas hetgeen aangenaam
ondoordacht bewusteloos was er
werd zelfs aan god niet meer gedacht