zaterdag 13 augustus 2016

Zelfs met m'n ogen gesloten

Kan ik de meeuwen horen
over landerijen uitgekomen
wolken sluiten de horizon
af van het vergezicht waarna
ze zwijgend zweven
de dag sterft een stille dood
vandaag zonder vallend gebladerte
een langzaam uitgeroepen koe
loeit tochtig over het dijklichaam
een schaduwschuw dier

De witregel stelt niets voor zo fris van de lever

het smaakt stroef dat geronnen bloed
het doet ertoe nu de Turk thuis is 
waar het ook hoort desnoods 
een vinexlocatie op het eerste oog
een telg uit een nageslacht 
van ongeletterde schrijvers
een gilde dat veeltaliger nu
de pen verleert te hanteren

al zachtjes klikkend op de toets
de waarheid probeert te tikken
ach maar hoe te gedijen op drijfzand
tussen koppensnellers en oer
Hollandse heiers
van inktpot tot zwart randje
plastic om het formica tafelblad 
waar zoveel geesten zijn verdwaalt
in noodgebouwtjes waar hoorbaar ook
de plankenkoorts ontstond
goed gebekt op Zweedse muil
de klompendans ontsprongen

werd fatsoen wat vadsiger dan verwacht
verzadigd ook van het gesproken woord
veranderde Jezus weer gewoon tot larve
van een ooit zo schone vlinder in je onderbuik
het oogeiwit bepaalt de tijd die het doorziet
het valt niet mee neerzijgen op de grasmat
van de jeugd met een lijf dat tegen de zwaartekracht
in zich met hand en tand verzet de versnappering
van het genot te ontberen op het picknickkleed 
geblokt zoals het hele leven een leerschool
vol wetenswaardig heden en de kunst 

van het vergeten op een zolderkamertje
opgeslagen afgedekt met grijze stoffig celweefsel
getrouwd met vlees en bloedverwant 
raakt de accu steeds vaker uitgeput
al puffend op de toppen van je kunnen
gaat alles weer bergafwaarts naar de bron
de kilometerteller liegt niet wanneer je bent
uitgeteld nu je het grote verhaal niet meer kent 
dat samenleven alleen wakker worden is
uit een droom in de uitgewoonde kerk

stilte is daar nog nooit zo leeg geweest
gelukkig zijn daar pilletjes voor of beter
nog een verse klassieker die al wat ouder is
vertaalt en wel voorgeschoteld geluk
dat voor de helft van de mensheid geldt
die de bruidsschat met de dood bekoopt
het grootste leed op aarde is het beeld
dat vrouwen ongelijk beloont 
met centenkwesties duur betaalt 

blijft de biograaf met lege handen zitten
de witste plek schoon ondergesneeuwd 
viezig bezeken vlek gebleken waar doden vallen
sneeuwvlokken gelijk uitgekristalliseerde wondertjes
van scheppingsdrift verwaait de werkelijkheid 

Het koude kunstje

Alles wat oud wordt is 
trager in het lijf
raakt verstrikt 
in een plastic web en vindt
de dood gewoon 
iets van deze tijd
waar uitsterven,
 een lot van enkelen, 
tot volksvermaak 
van de wereldbevolking maakt
men haalt er Henoch bij 
vadertje tijd die nog een loopje nam
alles loopt op z'n eind of zwemt
het fuik in van de eindigheid
de tijdelijkheid heerst en zegeviert
geen groter plezier 
dan het vertier 
van de vermaakte mens
die naar de haaien gaat.