zaterdag 16 april 2011

Rattenvanger

Waar is natuur toe,
anders dan met bot verstand,
het naar je handzetten
wat natuurlijk is daarmee
je erin lopen vervelen
wat immers god's zegen is
.....oostvaardersveld

(neemt niet weg dat vallen des duivels
instrumenten zijn in strikken van zulk
een mooi levend wezen als de muskusrat,
die zijn naam geen eer aandoet
zijnde een Reuze woelmuis)

Zon te water



Een wereld vol met zonnegoden trekken onverdroten hun sporen
daarbij verbleekt mijn ego tot een mikpunt in de waandenkbeelden

Ik zit hier maar

wat te schrijven in m'n eigen taal.
Een raar verhaal,
niet veel meer
doormaakt dan
met wat papier en pen
veel eerder al
in klat verscheen.

Nu eindelijk eens, uitgerekend
hier opnieuw zich voordeed
op een bankje hoogverheven,
al is dat overdreven,
mezelf ten tonele voert.

Als heer en meester
in die ene zin, waarin
ikzelf juist ontbreek.
Want naar het scheen bleek

dit tegenwoordige tijd alleen
wat vreemd genoeg tot in
het verleden toe bijgesteld.


Ik werp een stok,
die landt voor mij.
De hond, mijn hond,
wel te verstaan,
die begreep dat hier
flink op doorgebeten
moest worden in het breken.
Al was het maar om verkleind
terug beredenerend,
ik een tijdgeest ben
die daar meespeelt.
Zij daarin er goed bij bleef.
Wetend dat heden niets
anders is dan een kort
moment daarvoor,
dat ik weer een stok werp,
die zij vastgreep.

De stille ochtend

De tuin verraad zijn aanwezigzijn in klanken
vogels doen het met elkaar en klinken
zoals mijn iPhone voorschrijft om het te doen

sterker nog de vogels lijken op de plaatjes
uit het digitale album ik heb daarnaast een flora
ook daarin heeft Apple raak geschoten
en viel niet verder van de boom dan lijken
op alles wat natuurlijk was

ik ben vanmorgen maar binnen gebleven
met alles compact hier onder handbereik
een zoektocht als Jaq.P.Thijsse eerder deed
was mijn oogmerk met wat ik allemaal aantrof

tot de accu uitgeput me in de steek liet
vernam verarmt zo vreemd genoeg een merel
herkende op het eerste zicht ook mijn gemis

met niets omhanden is de wereld leger
ik ben een bestaansrecht zeker in de weer
met overleven in het ontberen van techniek
dat mij laat inzien zonder het te weten

de natuur is niets en nergens van
te genezen voor een iphonoloog
die het zicht verloor op wat er valt
te beleven met mijn zintuigen op scherp.

In dit tijdsbestek

wortelt de tand des tijd in de krakende onderkaak
van het scharnierend tijdsgewricht dat nergens om
malend zich te goed doet aan de schrale troost
van de bijna onverteerbare werkelijkheidswaarde

terwijl de onverzettelijke veelvraat zijn gebit ontdoet
van draderige verhalen komt de geur van rotte adem
uit zijn mond gapen tot een onwelriekend werelddeel

hij is de aarde zat waarom het draaide een continent
van om elkaar heen bewegende grammofoonplaten
zwaar bekrast maar goed doorgroeft vol eigenwaarde

voorziet het met zijn tandenstoker als naald daarin
de schoonste klankkleuren uit een lang vervlogen tijd
blijkt niemand meer van deze toonhoogten verschoond