zondag 26 december 2010

Kramsvogel

Het is wat flauw om dus met een schreeuw te beginnen
Maar daarmee is wel de toon gezet met weemoed
Dat zo mooi lonkt naar de zee daarom ook
Komen vogels uit het hoge noorden aanvliegen
Rustig aanvliegend zie je de stilte komen
Die je over het hoofd zag maar nu laag over
Het wuivend riet daarover een lied
dat één stemmig lied

waar iedereen een mening over is toegedaan
dat klinkt en zich buigt over de schoonheid
van de afgedragen rietkragen versleten oevers
en blauwe hemel waar meeuwen bevlogen wit
toe neigen voor alle ogen
die uit zien naar dit begin

Iets op mn ganzenlever

Ik weet niet eens hoe je fouxcra uit je strot
krijgt laat staan kunt spellen
hoe iemand daarmee op de maiskorrel te nemen
van zo'n lekker dier ga je over de nek

dat vetgemest mens zijn zinnen zet
terwijl je de begerige vingers bladerend
door de kooplust van de media door-ziet
snellen in de hoop het te besterven
van de kilte die daaruit omhoog kruipt
omdat juist nu een kribbekind
tot varkensvoer verheven is
spreekt een porseleine koningin in vervreemde
tijdgewrichten enigszins reumatisch
over het menswaardigheidscomplex

er luistert ook onwaardig
een vreemdsoortig geblondeerde heer
die haatdragend maar hoogdravend
passie preekt tegen recht en linkse aanzwellende musicale aandoeningen
noot voor noot voorgedragen
op de gespanne snaar
van de poétische klankschalen
uit de ontpolderde laagland schaamstreken

--
R