Een mooi lijf alleen
is niets als niets
het omgeeft
zelfs met benen wijd
gaapt dan de dromedaris
teen je toe en blijft
de leegte netjes zitten
knapjes afgemeten
spijkerstofslipje maakt
zo een bilpartijtje waar
ook het opbruisend bloesje
laat onverlet de winderige streek
weinig van het toeval heel
nu meisjesschennis
zoveel oogappeltjes eet
waar het lekkerste stuk
nog half om half in kledij
niets prijsgeeft wat niet afgerukt
aan tafel nog de spijzen
tegen heugen en
meugen tot zich neemt
nu de halve wereld welhaast
ongekleed een miniatuurtje
de inflatie van de zo liefelijke
schaamdeeltjes bedekt