zaterdag 24 december 2011

Kroongetuige

Ik groei uit mezelf door
raas uit en kom tot bedaren
in mijn kroon met fijn vertakt
daarin zijn genesteld voor't
leven verder ingericht
stam ik uit mijn grondvesten
aarde is mij een houvast
gedragen onttrekt ik mij daar
aan het water omhoog
stroom ik onhoorbaar loom
ik ben mijn schepping
mijn toeverlaat standvast
gehuisvest hout dat oogt
daar takken in verloren
gaan mij de bladeren ook
teloor zo stram de winter
weer mijn huid doorsnijdt
zo warm weer trek ik me
op in zomers weer de jaren
door vergroeid in ringen
van vergetelheid staan
zingen in de wind

Voor zolang het vlees maar gewillig is

Het hele voetvolk nam vrijaf voor inkopen van de koude kermis,
dat een kind daaraan geofferd werd deerde geen in het algemeen.
Daags voor het feestgedruis in omgehakte sparren wolkte brak
de stilte door op straat en ik ontwaakte in het bordeel met een bijslaap.
De afdrukken van haar kunstgebit nog in m'n nek meurde zij ook nog
als een rottend kadaver mij dit nest uit. Er heerst dadelijk vrede op aarde
ook in dit tijdverblijf van afgekloven verlangen in de mensen hun welbehagen.
De neerslag van alles was hagel dat als sneeuw voor de zon,
leek op bloesem van de bloeiende winterkers, volhardend
in een benauwde steeg, verstrikt in diep bewortelend verlangen.
Er komt wanhoop op ons af, uit winkelwagentjes gevuld,
met verdringingsreeksen nageaapte vrolijkheden omgegeven,
in modern vervat licht van aaneengeregen zaligheden.
Al dan niet uitgebeelde hoogmoed van een land ver beneden peil.
Geen dijk is meer opgewassen tegen dit wellustig drankgelag
van de hemelschare engelengeduld, dat de wacht houdt
bij de coupure, waardoor een zeetong likkenbaardend onzin vergaard,
van het ooit zonnig zonnebadend volkje. Goedgelovig afgeknaagd geluk
beproevend dat alles nog te koop is, zolang jij er maar in geloofd.
De hoer verliet goedgemust en welbevallig het pand, ik ontsliep hier
in de Here, die allang vergeten uitgestald naast me lag te spartelen.
Een naakt, pril pas geboren maagdelijke gedacht herschiep
mijn wereld uit de brand. Nog een kerstkaartje verwijderd
van het nieuwe jaar naast een uitgedoofde kaars, waarin ik vet ontbrandde.