Water zo heet dat het aan je ballen vreet
je hersenpan explodeert zo zeer genot
genoot dat gillend het gelijk wil aan zijn zijde
Water zo hard dat je schedeldak brak
gemeen snedig de huid bloedt dood
rood over het staalglans gelaat
Water dat zacht en soepel door t keel
gat glijdt zalvend lessend
naar wat smacht verslaafd
Water schimmig op het oog dat alles onttrekt
wat naakt nog eerder de lust bezat
mist nu maar straks alles weer
Water hemelhoog blakend schaap
of donderkop grazend op een wolkendek
dat mij de zon ontneemt en weer geeft
Water dat zo stijf bevroren om de ledematen
kleeft voor lul daar harder achterlaat
dan op de rijp van de gestorven baard
Water toch dat smeltend zoet vervloeiend
wegen baant druppelsgewijs naar weer
een oceaan dat zouter stouter beukt
Water dat van kruin naar dal op kusten beukt
baarmoeder speelt en vruchtwater geeft
een oplossing voor nageslacht
Water waar in een zaaddier zwoegt
een eicel ploeterend toch dooier wordt
in vermenigvuldigingsdrift ook uitkomt
Water dat doodkalm de hemel weergeeft
waarin alweer een gedachte verdrinkt
die zelfmoord pleegt uit watersnood