zondag 10 februari 2013

In u mijn welbehagen

Ik nog sluimer zacht opkeek naar het volle melkweelderig gebeente
de handen vierkante kilometers beschreven over de vormenrijkdom

iedere welving plooiend de oogstrelende diepte van zonsopgangen
aan de wadkant naliet in mijn herinnering van het zilte dat opspeelde

water over de borstwering oevers overspoelde lust van lichtzedig leven
nog vol overgave het zandlichaam de zomerzee rijkelijk liet strelen

in mijn oogopslag trof duinen dijend deinend in prospectief  vanuit de pan
haar innig wezen adembenemend ritme in bewegen helmgras luchtledig

zweven tussen de lippen omgeven van mijn opgerezen stormvogel
de vrije val in vlucht helder blauw verstillen in haar schoot afgeroomde

zoet warme schorren en slikken verdwenen weelde van mijn vingertoppen
af dartelende zeehonden op haar tere kweldergras begroeide dromen daar

ik onherroepelijk verdween in het sluier schuim duister van haar zeesterrenhemel
mij tot maanlicht verdovend een slenterende wandeling door haar getijdenbeweging