Het is pril licht geroerd
Soms zelfs spichtig stil
De ribben doorschijnend
Een huid zo strelend zacht
Eeuwig
jeugdig
maagdelijk
onschuld
schemerend
wild
het
lichaam
een
vioolsleutel
kromt
om
de
gevoelige
snaar
De tijd ontbreekt dat spreekt
Uit ieder lustig opgebaard
Openbaar gemaakt gebaar
Hoe de vrouw bevroren raakt
(
en
jij
ver-
baas-
de
je
dat
zilver-
grijs
ook
zwart
kon
zijn
)
.