De zon krimpt trager nog
uit het rood omhoog
een rat knaagt gestaag
de oevers van het kerkhof kaal
het is een in het wit geklede vrouw
aan mij voorbij gegaan
de kastanje velt en breekt
het laatste oordeel wel
ze glimlachte mij aan
in het zwart haar evenbeeld
een schaduw welk snel
overijlde dwaalt in het kort
een stonde en ik begreep
vervagend dat in het helder licht
een vergezicht zozeer nabij
mij voorbij een ogenblik bleef