Dat is hij niet. Dat is hij nooit geweest. Hij was, hij is,
meer, veeleer een jachtig bestaansrecht in zichzelf gekeerd.
Het is nu meer dan hangen tussen wurgen,
slepen meer dan meeslepend
leven leiden meer lijden. Het is niet pluis
met Pluis die hier staat, die hier gaat,
het kereltje dat misschien zonder het weten
van pijn vergaat in een uitgeteerd bestaan.
Hij rent eruit vandaan, weg van de hazen,
weg van de ratten die hun leven niet
zo zeker waren, als pluis zijn neus
voor al die dwaze beesten
die hij zichtbaar is vergeten.
Zijn hondenleven lang zijn dovemansoren
in kort bestek hier uitgeschreven. Er gaat veel
met hem verloren, veel meer,
een heel leven was hij, was hem beschoren
met de herinnering aan een mensenleven verbonden.